Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • door·stoot

Werkwoord

vervoeging van
doorstoten

doorstoot

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorstoten
    • ... dat ik doorstoot. 
  2. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorstoten
    • ... dat jij doorstoot. 
  3. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorstoten
    • ... dat hij doorstoot. 
vervoeging van
doorstoten

doorstoot

  1. enkelvoud tegenwoordige tijd van doorstoten
  2. gebiedende wijs van doorstoten

Gangbaarheid