Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • door·spra·ken

Werkwoord

vervoeging van
doorspreken

doorspraken

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van doorspreken
    • ...dat wij doorspraken. 
    • ...dat jullie doorspraken. 
    • ...dat zij doorspraken. 
     We liepen naar de tabakswinkel op de Dalagatan en kochten, ja dat wil zeggen hij kocht, twee losse Boys zodat we konden roken terwijl we de details van de deal doorspraken.[1]

Verwijzingen

  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Echte Amerikaanse jeans” (2017), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044632767