Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • door·hakt

Werkwoord

vervoeging van
doorhakken

doorhakt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorhakken
    • ... dat jij doorhakt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorhakken
    • ... dat hij doorhakt.