Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • door·beet

Werkwoord

vervoeging van
doorbijten

doorbeet

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van doorbijten
    • ... dat ik doorbeet. 
    • ... dat jij doorbeet. 
    • ... dat hij, zij, het doorbeet.