dominode
- do·mi·no·de
vervoeging van |
---|
dominoën |
dominode
- enkelvoud verleden tijd van dominoën
- Ik dominode.
- Jij dominode.
- Hij, zij, het dominode.
- Ik dominode.
- Het woord dominode staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.