Tsjechisch

Uitspraak
  • IPA: /dɔjiːm/
Woordafbreking
  • do·jím

Werkwoord

dojím

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd aantonende wijs van het imperfectieve werkwoord dojit

Werkwoord

dojím

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd aantonende wijs van het perfectieve werkwoord dojíst