• doe·del
vervoeging van
doedelen

doedel

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doedelen
    • Ik doedel. 
  2. gebiedende wijs van doedelen
    • Doedel! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doedelen
    • Doedel je? 
84 % van de Nederlanders;
86 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be