distantieerden
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- dis·tan·ti·eer·den
Werkwoord
vervoeging van |
---|
distantiëren |
distantieerden
- meervoud verleden tijd van distantiëren
- Wij distantieerden.
- Jullie distantieerden.
- Zij distantieerden.
- Wij distantieerden.