• dis·sel·bo·men

de disselbomenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord disselboom
     We reden langzaam de stad in vanaf de haven omdat de straten vol waren met mensen en een klein soort rijtuigen die bestonden uit een wagen met een fiets in plaats van een paard, of zelfs een wagen met twee disselbomen en een blootsvoetse neger als paard.[1]
  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Echte Amerikaanse jeans” (2017), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044632767