Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dis·cre·di·teer

Werkwoord

vervoeging van
discrediteren

discrediteer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van discrediteren
    • Ik discrediteer. 
  2. gebiedende wijs van discrediteren
    • Discrediteer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van discrediteren
    • Discrediteer je? 

Gangbaarheid