dirigeer
- di·ri·geer
vervoeging van |
---|
dirigeren |
dirigeer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dirigeren
- Ik dirigeer.
- gebiedende wijs van dirigeren
- Dirigeer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dirigeren
- Dirigeer je?
- Het woord dirigeer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.