dichtvroor
- Geluid: dichtvroor (hulp, bestand)
- dicht·vroor
vervoeging van |
---|
dichtvriezen |
dichtvroor
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van dichtvriezen
- ... dat ik dichtvroor.
- ... dat jij dichtvroor.
- ... dat hij, zij, het dichtvroor.
- ... dat ik dichtvroor.