• dicht·spij·kert
vervoeging van
dichtspijkeren

dichtspijkert

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dichtspijkeren
    • ... dat jij dichtspijkert. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dichtspijkeren
    • ... dat hij dichtspijkert.