deugden
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- deug·den
Zelfstandig naamwoord
de deugden mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord deugd
Werkwoord
vervoeging van |
---|
deugen |
deugden
- meervoud verleden tijd van deugen
- Wij deugden.
- Jullie deugden.
- Zij deugden.
- Wij deugden.