Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • deug·den

Zelfstandig naamwoord

de deugdenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord deugd

Werkwoord

vervoeging van
deugen

deugden

  1. meervoud verleden tijd van deugen
    • Wij deugden. 
    • Jullie deugden. 
    • Zij deugden.