• de·sis·teer
vervoeging van
desisteren

desisteer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van desisteren
    • Ik desisteer. 
  2. gebiedende wijs van desisteren
    • Desisteer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van desisteren
    • Desisteer je?