depolariseerden
- de·po·la·ri·seer·den
vervoeging van |
---|
depolariseren |
depolariseerden
- meervoud verleden tijd van depolariseren
- Wij depolariseerden.
- Jullie depolariseerden.
- Zij depolariseerden.
- Wij depolariseerden.
vervoeging van |
---|
depolariseren |
depolariseerden