• de·po·la·ri·seer
vervoeging van
depolariseren

depolariseer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van depolariseren
    • Ik depolariseer. 
  2. gebiedende wijs van depolariseren
    • Depolariseer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van depolariseren
    • Depolariseer je?