• de·no·mi·neer
vervoeging van
denomineren

denomineer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van denomineren
    • Ik denomineer. 
  2. gebiedende wijs van denomineren
    • Denomineer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van denomineren
    • Denomineer je?