demonstreerden
- de·mon·streer·den
vervoeging van |
---|
demonstreren |
demonstreerden
- meervoud verleden tijd van demonstreren
- Wij demonstreerden.
- Jullie demonstreerden.
- Zij demonstreerden.
- Wij demonstreerden.
- ▸ We moesten binnen blijven terwijl zij voor het stationsgebouw in Finse strijdliederen zongen en demonstreerden.[1]
- Het woord demonstreerden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Tussen rood en zwart” (2014), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044625691