• de·mo·ni·seert
vervoeging van
demoniseren

demoniseert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van demoniseren
    • Jij demoniseert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van demoniseren
    • Hij demoniseert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van demoniseren
    • Demoniseert!