defenestreerde
- de·fe·nes·treer·de
vervoeging van |
---|
defenestreren |
defenestreerde
- enkelvoud verleden tijd van defenestreren
- Ik defenestreerde.
- Jij defenestreerde.
- Hij, zij, het defenestreerde.
- Ik defenestreerde.
- Het woord defenestreerde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.