decelereerde
- de·ce·le·reer·de
vervoeging van |
---|
decelereren |
decelereerde
- enkelvoud verleden tijd van decelereren
- Ik decelereerde.
- Jij decelereerde.
- Hij, zij, het decelereerde.
- Ik decelereerde.
- Het woord decelereerde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.