• de·ca·pi·teert
vervoeging van
decapiteren

decapiteert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van decapiteren
    • Jij decapiteert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van decapiteren
    • Hij decapiteert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van decapiteren
    • Decapiteert!