• de·ca·pi·teer
vervoeging van
decapiteren

decapiteer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van decapiteren
    • Ik decapiteer. 
  2. gebiedende wijs van decapiteren
    • Decapiteer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van decapiteren
    • Decapiteer je?