debuteer
- de·bu·teer
vervoeging van |
---|
debuteren |
debuteer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van debuteren
- Ik debuteer.
- gebiedende wijs van debuteren
- Debuteer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van debuteren
- Debuteer je?
- Het woord debuteer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
stamtijd | |
---|---|
infinitief | voltooid deelwoord |
debuteer |
gedebuteer |
volledig |
debuteer