• da·ly

daly

  1. bezield mannelijk derde persoon meervoud verleden tijd van het (im)perfectieve werkwoord dát
  2. vrouwelijk derde persoon meervoud verleden tijd van het (im)perfectieve werkwoord dát
  3. bezield mannelijk meervoud actief deelwoord van het (im)perfectieve werkwoord dát
  4. vrouwelijk meervoud actief deelwoord van het (im)perfectieve werkwoord dát