dégueulasse

  1. (spreektaal) walgelijk, smerig
    «C’est un gros dégueulasse ce mec!»
    Die kerel is een grote smeerlap [1]
  2. (spreektaal) rot, lelijk [1]
  3. (spreektaal) klote
    «Pour les amoureux, hélas, la vie est bien dégueulasse
    Voor verliefden is het leven helaas echt klote. [1]