cureerde
- cu·reer·de
vervoeging van |
---|
cureren |
cureerde
- enkelvoud verleden tijd van cureren
- Ik cureerde.
- Jij cureerde.
- Hij, zij, het cureerde.
- Ik cureerde.
- Het woord cureerde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
vervoeging van |
---|
cureren |
cureerde