• con·tra·heert
vervoeging van
contraheren

contraheert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van contraheren
    • Jij contraheert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van contraheren
    • Hij contraheert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van contraheren
    • Contraheert!