• con·ti·nu·eer
vervoeging van
continueren

continueer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van continueren
    • Ik continueer. 
  2. gebiedende wijs van continueren
    • Continueer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van continueren
    • Continueer je?