Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • con·sti·tu·eert

Werkwoord

vervoeging van
constitueren

constitueert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van constitueren
    • Jij constitueert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van constitueren
    • Hij constitueert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van constitueren
    • Constitueert!