constitueert
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- con·sti·tu·eert
Werkwoord
vervoeging van |
---|
constitueren |
constitueert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van constitueren
- Jij constitueert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van constitueren
- Hij constitueert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van constitueren
- Constitueert!