constitueer
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: constitueer (hulp, bestand)
Woordafbreking
- con·sti·tu·eer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
constitueren |
constitueer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van constitueren
- Ik constitueer.
- gebiedende wijs van constitueren
- Constitueer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van constitueren
- Constitueer je?