consolideer
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: consolideer (hulp, bestand)
Woordafbreking
- con·so·li·deer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
consolideren |
consolideer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van consolideren
- Ik consolideer.
- gebiedende wijs van consolideren
- Consolideer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van consolideren
- Consolideer je?