comport
- IPA: /kʌmˈpɔːɹt/
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to comport |
he/she/it | comports |
verleden tijd | comported |
voltooid deelwoord |
comported |
onvoltooid deelwoord |
comporting |
gebiedende wijs | comport |
comport
- ~ oneself: zich gedragen, een houding aannemen
- «How do we as a nation comport ourselves to better deal with the rest of the world?»
- Wat voor houding dienen wij aan te nemen om beter met de rest van de wereld in het reine te komen?
- «How do we as a nation comport ourselves to better deal with the rest of the world?»
- ~ with: overeenstemmen
- «This does not comport with the rules of the club»
- Dit stemt niet overeen met de regels van de club.
- «This does not comport with the rules of the club»