• com·pac·te

compacte

  1. verbogen vorm van de stellende trap van compact
     Haar wijsvinger ging naar de aan-uitknop, maar bleef tien centimeter voor het compacte paneel hangen.[1]
vervoeging van
compactar

compacte

  1. aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van compactar
  2. aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van compactar
  3. gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van compactar