collabeer
- col·la·beer
vervoeging van |
---|
collaberen |
collabeer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van collaberen
- Ik collabeer.
- gebiedende wijs van collaberen
- Collabeer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van collaberen
- Collabeer je?