Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • chi·nees·je

Zelfstandig naamwoord

het chineesjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord chinees
     Beetje wandelen, televisiekijken, Chineesje pikken, in bed een roddelblad lezen.[1]

Verwijzingen