chicaneer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- chi·ca·neer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
chicaneren |
chicaneer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van chicaneren
- Ik chicaneer.
- gebiedende wijs van chicaneren
- Chicaneer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van chicaneren
- Chicaneer je?