Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • chan·geert

Werkwoord

vervoeging van
changeren

changeert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van changeren
    • Jij changeert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van changeren
    • Hij changeert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van changeren
    • Changeert! 

Gangbaarheid