causeert
- cau·seert
vervoeging van |
---|
causeren |
causeert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van causeren
- Jij causeert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van causeren
- Hij causeert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van causeren
- Causeert!
- Het woord causeert staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.