canneleerden
- can·ne·leer·den
vervoeging van |
---|
canneleren |
canneleerden
- meervoud verleden tijd van canneleren
- Wij canneleerden.
- Jullie canneleerden.
- Zij canneleerden.
- Wij canneleerden.
- Het woord canneleerden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.