Tsjechisch

Uitspraak
  • IPA: /tsiːciː/
Woordafbreking
  • cí·tí

Werkwoord

cítí

  1. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd aantonende wijs van het imperfectieve werkwoord cítit
  2. derde persoon meervoud tegenwoordige tijd aantonende wijs van het imperfectieve werkwoord cítit