buitengingen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- bui·ten·gin·gen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
buitengaan |
buitengingen
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van buitengaan
- ...dat wij buitengingen.
- ...dat jullie buitengingen.
- ...dat zij buitengingen.
- ...dat wij buitengingen.
Gangbaarheid
- Het woord buitengingen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.