Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • broer·tjes

Zelfstandig naamwoord

de broertjesmv

  1. verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord broer
     Overal stonden camera's. En raad eens wie er voor Nederland speelden? Inderdaad, schatten van me. Jullie. De broertjes Van der Schaaf in oranje.[1]

Verwijzingen