Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • broer·tje

Zelfstandig naamwoord

het broertjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord broer
     De blik die Max hierop naar zijn broertje zond sprak boekdelen.[1]

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen