• bre·vet·teert
vervoeging van
brevetteren

brevetteert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van brevetteren
    • Jij brevetteert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van brevetteren
    • Hij brevetteert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van brevetteren
    • Brevetteert!