• bre·vet·teer
vervoeging van
brevetteren

brevetteer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van brevetteren
    • Ik brevetteer. 
  2. gebiedende wijs van brevetteren
    • Brevetteer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van brevetteren
    • Brevetteer je?