Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bo·ven·komt

Werkwoord

vervoeging van
bovenkomen

bovenkomt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bovenkomen
    • ... dat jij bovenkomt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bovenkomen
    • ... dat hij bovenkomt.