Afrikaans

Uitspraak
  • IPA: /ˈbosbriə̯kər/
enkelvoud meervoud
naamwoord bosbreker bosbrekers

Zelfstandig naamwoord

bosbreker

  1. een stalen raamwerk aangebracht aan de voorzijde van een terreinwagen om schade te voorkomen bij een botsing met bijvoorbeeld een wild dier.