• boot·ten
vervoeging van
boten

bootten

  1. meervoud verleden tijd van boten
    • Wij bootten. 
    • Jullie bootten. 
    • Zij bootten. 
vervoeging van
booten

bootten

  1. meervoud verleden tijd van booten
    • Wij bootten. 
    • Jullie bootten. 
    • Zij bootten.